Teststraat
Om het aantal coronabesmettingen naar beneden te brengen, gold in Nederland vanaf eind januari een avondklok. De maatregel, die inhield dat je niet zonder geldige reden de straat op mocht, stuitte op veel weerstand, waaronder ook op Urk. Na het ingaan van de avondklok op 23 januari verzamelde veel jeugd zich op het haventerrein. Ook de verdachten waren daar. Op een gegeven moment besloten zij om de teststraat van de GGD, die op het haventerrein stond, in brand te steken. Ze braken in op het terrein en de 16-jarige verdachte zette een prullenbak in brand. Dit deed hij door een mondkapje aan te steken. De 21-jarige verdachte verzamelde spullen die in de teststraat lagen en samen gooiden ze die op het vuur. Daarnaast spoten ze er ook desinfectiemiddel op. De teststraat werd door de brand verwoest.
Medeplegen
Volgens de 21-jarige man was het de 16-jarige jongen die de prullenbak in brand stak én zette hij die bij de door hem verzamelde spullen uit de teststraat. Ook zou hij degene zijn geweest die het desinfectiemiddel over het vuur spoot. De 16-jarige jongen verklaarde bij de politie dat hij de prullenbak in brand stak, maar dat ze vervolgens samen het desinfectiemiddel erop spoten. Vervolgens zouden ze ook samen de spullen op de prullenbak hebben gegooid. De rechtbank gelooft de verklaring van de 16-jarige Urker. Vanaf het moment dat hij openheid van zaken gaf, vertelde hij steeds hetzelfde verhaal. Met dat verhaal belast hij niet alleen de 21-jarige man, maar óók zichzelf.
Straffen
Volgens de rechtbank heeft het tweetal zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Daarnaast zorgde de verwoesting van de teststraat ervoor dat het uitvoeren van coronatesten op Urk enige tijd niet meer mogelijk was. Volgens deskundigen is bij beide verdachten sprake van verschillende stoornissen en waren ze tijdens de brandstichting verminderd toerekeningsvatbaar. Daar houdt de rechtbank rekening mee bij het opleggen van de straf. Daarnaast is gekeken naar gelijksoortige zaken die zich afspeelden binnen de situatie rondom corona en waarbij ook alleen sprake was van gevaar voor goederen. Dit alles maakt dat de rechtbank in het geval van de 21-jarige man een celstraf van 1 jaar, waarvan de helft voorwaardelijk, passend vindt. De 16-jarige jongen is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen waarvan 131 voorwaardelijk. Ook legt de rechtbank hem een taakstraf op van 120 uur. Beide verdachten moeten zich daarnaast laten begeleiden én laten behandelen.